Emotie, eerst fysiek belicht (Deel 1 van de 2)

① lichaam ✎ dr. eduard ariëns May 27, 2024

Om onze verhouding tot emotie te beschrijven maak ik gebruik van diverse invalshoeken die een rationele analyse van een “gevoelig” onderwerp mogelijk kunnen maken.

Mijn poging om emotie functioneel te benaderen start bij de evolutionaire ontwikkeling van de mens en daarmee de ontwikkeling naar een bewustzijn waarmee we in staat zijn sturing aan te brengen in ons leven en bestaan.

Dierlijk leven bestaat uit een zuiver biologisch programma zonder bewuste controle of aanpassing in gedrag in een andere richting. Wij zijn echter nog steeds uitgerust met dit basale, fysiek aangelegd programma. Zoals een dier is uitgerust met vitale programma`s zoals eetgedrag, waak-en slaap ritme, vecht-of vluchtgedrag, en reproductiegedrag om de soort in stand te houden, zo hebben wij deze programma`s verder en specifieker uitgebreid met ons menselijk brein naar het vermogen van bewust-zijn, te weten, te beoordelen en gebruik te maken van de mogelijkheid sturing aan te brengen in ons leven en zelfs dat van anderen.

Laten we beginnen met het meest elementaire basisprogramma waarmee wij, zowel dier als mens, zijn uitgerust en dat betreft onze bescherming en instandhouding van het aardse leven. Dit basisprogramma kent aldus een uitvoering door middel van ons lichaam. Het detecteren van gevaar zoals bedreiging van of aanslag op het lichaam ontgaat geen enkel levend organisme. Deze reacties zijn in aanleg dierlijk en nog steeds menselijk. Altijd zal een reactief, primitief gedrag volgen om de dreiging te weerstaan of de aanslag te voorkomen (vluchtgedrag) of te bestrijden (vechtgedrag). Bij dieren is het nog steeds een primair reflexmatig gedrag gebleven dat in het dierlijk brein over een korte, directe route van detectie naar reactie loopt. Bij de mens loopt dit gedrag over meerdere schijven, meerdere hersenstations die een tussenbeoordeling en overweging inbrengen om het primair opgewekte gedrag bij te stellen of af te remmen.

Nog eens terug naar de dierlijke evolutie. Bij zowel reptielen als zoogdieren vinden we een autonoom zenuwstelsel waarmee twee basisfuncties mogelijk zijn: 1. Behoud, onderhoud van leven gelijk aan eerste levensbehoeften zoals opname van voedsel en spijsvertering. 2. Oriëntatie op de buitenwereld om naast voedsel te vinden het leven veilig te stellen; het lichaam te behouden of te verdedigen.

Bij zoogdieren en in de evolutie naar de mens is met name de functie van oriëntatie verder uitgebreid. Veel zoogdieren leven in soortelijke gemeenschap met elkaar en daarvoor heeft niet alleen eenzijdige observatie en registratie, maar sociale verbinding, contact en interactie met de buitenwereld een extra dimensie gekregen. Bij de mens bestaat ons autonoom (zelfstandig, onbewust) zenuwstelsel dan ook uit 3 onderdelen.

Het meest recent in de evolutie hebben we voor oriëntatie op de omgeving en sociale interactie, het sociale vagussysteem ontwikkeld dat met name een veilige, niet bedreigende omgeving voor ons zelf in balans kan houden. Het lichaam verkeert hiermee in veiligheid, in de ruststand.

Het tweede zenuwsysteem is het sympathisch deel van het autonoom zenuwstelsel dat sterk geactiveerd wordt als veiligheid wordt bedreigd of als we al in gevaar zijn gebracht. We kunnen hiermee fysiek in actie komen in de vorm van een vecht- of vluchtreactie om daarna weer terug te komen in een veilige stand.

Het evolutionair oudste en daarmee oorspronkelijke onderdeel van het autonoom zenuwstelsel is het basale vagussysteem voor opname van voedsel en spijsvertering waardoor energie beschikbaar komt voor levensbehoud.

Om zich echter als zoogdier en later als mens in deze wereld in rust en veilig te voelen, zijn we afhankelijk geworden van de sociale verbinding, van soortgenoten in contact met elkaar. Met de ontwikkeling van dit sociale vagussysteem vanaf zoogdier tot en met de mens is dit interactief zenuwsysteem complex maar uitermate bepalend voor de staat van veiligheid en rustbalans waarin wij verkeren. Jawel, ook dit onderdeel van het autonoom zenuwstelsel is  in aanleg fysiek, onwillekeurig en dus onderbewust.

De omstandigheden ofwel het extern milieu is echter gedurende de evolutieperiode aanzienlijk veranderd gedurende dit ontwikkelingstraject van zoogdier naar mens. Nog altijd zijn we bang in het donker en schrikken we van een bewegende schaduw of onverwachte donderklap bij al dan niet heldere hemel. Nog altijd zullen we het op een rennen zetten bij een extreme ontmoeting met een ontsnapte tijger uit het dierenpark. We zijn nog altijd uitgerust met een zenuwstelsel dat feitelijk is bedoeld voor een oorspronkelijk natuurlijke omgeving en waarmee expositie aan acute dreiging en gevaar direct en concreet moest worden opgelost om ons vege lijf te redden.

In onze moderne tijd komt dreiging en gevaar veelal niet meer van buiten. De herkomst van onheil heeft zich door onze veranderde leefwijze verplaatst vanuit de gecontroleerde, min of meer veilige buitenwereld naar onze binnenwereld. Nu komt de bedreiging uit onze binnenwereld in de vorm van gedachten en veronderstellingen die ons vooral langdurig kunnen teisteren. Informatie wordt steeds minder fysiek verwerkt maar overwegend mentaal (met het denkende brein) geregistreerd en ervaren.

Ons lichaam is innig verbonden met ons innerlijk, onze levensbron. Informatie direct vanuit ons fysieke lichaam geeft ons een subtiel beeld van onze natuurlijke, innerlijke staat. We omschrijven die informatieverwerking vanuit het lichaam als het gevoel, of (lichaams)beleving. Het gevoel is daarmee een detectie van de onze innerlijke veiligheid.  

Gevoel is in de basis een lichamelijke presentatie van de innerlijke staat, een toets van hoe het met je innerlijk leven is gesteld. We zijn dit vermogen om te voelen echter in meer of mindere mate verloren en daarmee ook het intiem contact met ons innerlijk dat onlosmakelijk is verbonden met het lichaam.

Niet het gevoel maar onze gedachten hebben daarentegen prioriteit gekregen in ons leven. Het denken is nu bepalend geworden, aan denken wordt daarom meer waarde toegekend dan aan gevoel. Als representant voor het contact met ons innerlijk wordt het gevoel overstemd en vaak zelfs onbewust onderdrukt door het verstand. De waardering voor het verstand wordt ons vanaf kinderleeftijd opgelegd en aangeleerd. Het verstand gebruikt de taal van de tekst, de “letterlijke” taal. Het (lichaams)gevoel is de taal van je innerlijk. Daar “waar je geen woorden voor hebt” spreekt je innerlijk. Als kind leren we de taal om met tekst te kunnen werken in contact met de buitenwereld. Het vermogen om jezelf (je lichaam) te voelen, contact te maken met jezelf wordt echter niet (aan)geleerd en mag het kind voor zichzelf uitzoeken.

Lees deel 2 voor het vervolg.

Groet,

Dr. Eduard Ariëns 

Benieuwd of wij jou kunnen helpen?

Doe de zelfscan en meld je daarna aan voor de gratis masterclass.

Doe de (gratis) zelfscan

Wil je meer inspiratie? Lees verder...

Voor alle artikelen klik hier.

 

Over dingen die je niet kunt zien

Sep 07, 2024

Emotie, eerst fysiek belicht (Deel 2 van de 2)

Jun 10, 2024

Emotie, eerst fysiek belicht (Deel 1 van de 2)

May 27, 2024